-
1 mouler
-
2 mouler sur qc.
mouler sur qc. -
3 coordonner
coordonner [ko.ordonnee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:v1) coördineren, op elkaar afstemmen2) (met nevenschikkend voegwoord) verbinden [taal] -
4 abstellen
abstellen1 in overweging nemen ⇒ in aanmerking nemen, rekening houden met♦voorbeelden:1 der Direktor stellte darauf ab, dass … • de directeur nam in overweging, dat …II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 af-, neerzetten6 verhinderen ⇒ tegengaan; uit de weg ruimen9 〈 sport en spel〉afstaan, ter beschikking stellen♦voorbeelden: -
5 abstimmen
abstimmen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 sich miteinander, untereinander abstimmen • met, onder elkaar afspreken -
6 ausrichten
ausrichten4 organiseren, inrichten♦voorbeelden:2 bei jemandem, gegen jemanden nichts ausrichten können • bij iemand, tegen iemand niets kunnen uitrichtendie Meisterschaften ausrichten • de kampioenschappen organiserendie Industrie ist auf den Export ausgerichtet • de industrie is op de export georiënteerdseine Tätigkeit nach einem Ideal ausrichten • zijn activiteiten op een ideaal afstemmen -
7 mettre
mettre [metr]1 plaatsen ⇒ leggen, zetten, stellen5 teweegbrengen ⇒ veroorzaken, stichten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:mettre longtemps à cuire • lang moeten kokenles mettre • 'm smeren, ervandoor gaanqu'est-ce qu'il lui met! • die geeft hem van katoen!mettre qn. dedans • iemand erin laten lopenmettre de la bonne volonté à faire qc. • zijn goede wil bij iets tonen〈 informeel〉 mettez, mettons que 〈+ aanvoegende wijs〉 • laten we (nu eens) aannemen dat, stel dat, aangenomen dat→ vue1 zich plaatsen, zetten ⇒ gaan staan, liggen, zitten2 〈+ à〉beginnen (met, te)3 aantrekken ⇒ aandoen, opzetten 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:se mettre debout • opstaan, overeind komense mettre dans une situation délicate • zich in een lastig parket brengense mettre en avant • zich op de voorgrond plaatsens'y mettre • aan de gang, slag gaanle tout c'est de s'y mettre • alleen het begin is moeilijkne plus savoir où se mettre • in een moeilijk parket zittense mettre après qn. • iemand plagen, voor de gek houdense mettre au beau • mooi (weer) wordense mettre avec qn. • met iemand gaan samenwonense mettre en quatre pour qn. • zich voor iemand uit de naad lopenqu'est-ce qu'on s'est mis! • wat hebben we geschranst!v1) plaatsen, zetten, leggen2) aantrekken [kleding]4) aanzetten [verwarming, radio]5) veroorzaken -
8 coordonner qc. à, avec qc.
coordonner qc. à, avec qc.Dictionnaire français-néerlandais > coordonner qc. à, avec qc.
-
9 Ton
Ton1〈m.; Ton(e)s, Tone〉————————Ton2〈m.; Ton(e)s, Töne〉♦voorbeelden:etwas in den höchsten Tönen loben • iets in alle toonaarden prijzensatte Töne • volle, diepe tintenim Ton aufeinander abstimmen • qua kleur op elkaar afstemmenetwas Ton in Ton halten • iets kleur bij kleur houden〈 figuurlijk〉 den guten Ton verletzen • tegen de goede toon indruisen, zondigenden Ton wechseln • van toon veranderen, een andere toon aanslaan5 Ton ab! • (start) opname!6 dicke, große Töne schwingen, spucken • opscheppen, praatjes verkopenich gab keinen Ton von mir • ik gaf geen kikkeinen Ton mehr heraus-, hervorbringen • geen woord meer kunnen zeggenhaste Töne!, hat der Mensch Töne! • nou vraag ik je!ich möchte jetzt keinen Ton mehr hören! • en nu wil ik niets meer horen!machen Sie keine Töne! • houdt u zich koest! -
10 key
adj. sleutel- (persoon enz.); belangrijkst; centraal; belangrijk; noodzakelijk--------n. sleutel; oplossing; toets; toonaard; muzieksleutel--------n. sleutel; toegang, oplossing, verklaring; toon, toonaard (in de muziek); toets (v. piano, schrijfmachine), klep (v. blaasinstrument); een laagliggend eiland--------v. vals (v. zingen); niet harmoniëren met; spannen; vastzetten; intoetsen; opschroeven, opdraaien spannen; stemmen (muziek)key1[ kie:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 sleutel 〈van slot; om iets vast te draaien〉 ⇒ 〈 figuurlijk〉 toegang; (strategische) sleutel; oplossing, verklaring; 〈 schaakspel〉 sleutelzet; opwindknop 〈 van horloge〉♦voorbeelden:key to the mystery • sleutel van het raadselin key • zuiverout of key, off key • valsbe in/out of key with • passen/niet passen bij→ minor minor/————————key21 sleutel- ⇒ hoofd-, bepalend, voornaamste♦voorbeelden:1 key factor • belangrijkste/determinerende factorkey figure • sleutelfiguurkey industry • sleutelindustriekey issue • hoofdthemakey job/position • sleutelpositiekey man • sleutelpersoon, centrale figuur, spilkey official • topambtenaarkey question • hamvraagkey role • sleutelrol, belangrijkste rolkey witness • hoofdgetuige, voornaamste getuige————————key3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 the factories are keyed to the needs of the port • de fabrieken zijn gericht op de behoeften van de havenhis speech was keyed to the political situation • zijn rede was afgestemd op de politieke situatie→ key up key up/ -
11 accorder
accorder [aakordee]1 in overeenstemming brengen ⇒ doen overeenstemmen, overeenbrengen2 toegeven ⇒ toestemmen, erkennen3 verlenen ⇒ toestaan, toekennen♦voorbeelden:♦voorbeelden:v2) toegeven, toestemmen3) verlenen4) toekennen [waarde, belang]5) stemmen [muziek] -
12 ajuster
ajuster [aazĵuustee]1 passend maken ⇒ aanpassen, op elkaar afstemmen2 aanleggen op ⇒ mikken op, richten♦voorbeelden:ajuster son coup • iets goed bedenken, in elkaar zettenvêtement ajusté • nauwsluitend kledingstukvêtement mal ajusté • slecht zittend kledingstuk1 passen (bij, in, op)1. v1) pasklaar/passend maken, aanpassen2) in orde brengen [kleding]3) richten, mikken (op) [wapen]2. s'ajusterv -
13 etwas auf den Geschmack des Publikums abstellen
etwas auf den Geschmack des Publikums abstellenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > etwas auf den Geschmack des Publikums abstellen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский